Terug naar inhoudsopgave

Werken met PROSet-profielen: Gebruikershandleiding Intel(R) PRO/Wireless LAN Mini PCI-adapter


Werken met profielen van Intel(R) PROSet


Netwerkprofielen instellen

Een profiel is een opgeslagen groep netwerkinstellingen. Profielen worden weergegeven in de profiellijst op de pagina Algemeen van het beheerprogramma voor de draadloze client. Profielen kunnen gerangschikt worden op de prioriteit van de bijbehorende netwerkverbindingen. Met het eerste profiel in de profiellijst kan een verbinding met één netwerk gemaakt worden, waarna automatisch het tweede profiel wordt gebruikt om een verbinding met een tweede netwerk te maken. De computer blijft dus verbonden tijdens de overschakeling van het ene draadloze netwerk naar het andere. Hoewel meerdere profielen kunnen worden toegewezen aan hetzelfde netwerk, kunt u maar één profiel per verbinding gebruiken. Als u een nieuw profiel wilt toevoegen, gebruikt u de wizard Profiel, die bestaat uit een reeks van dialoogvensters waarmee u de profielinstellingen configureert. In het volgende voorbeeld worden alle dialoogvensters van de wizard Profiel gebruikt. Niet alle instellingen zijn nodig voor alle profielen.

Zie hieronder als u voorkeuren voor verbindingen via profielen wilt instellen:

Profielopties voor verbindingsvoorkeuren (Geavanceerde instellingen)

Ga als volgt te werk om een voorkeursoptie op te geven voor de verbinding:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd.
  3. Klik op een van de opties onder het kopje Automatisch verbinden:

Soorten profielen  

Voor de verbinding met een draadloos netwerk zijn er twee soorten profielen. De profielsoorten kunnen worden ingeschakeld in het dialoogvenster Geavanceerde instellingen. De profielsoorten zijn:

Opmerking: Gebruikers die zijn aangemeld bij een systeem, kunnen de gebruikersprofielen van een andere aangemelde gebruiker niet zien, maar alle gebruikers van een systeem, alsmede alle gebruikers van het draadloze netwerk, kunnen de gemeenschappelijke profielen zien.

Een gemeenschappelijk profiel gebruiken voor een bepaalde verbinding

U kunt een gemeenschappelijk profiel selecteren voor gebruik voor de verbinding met een bepaald draadloos netwerk. In deze modus wordt profielschakeling uitgeschakeld.

Een gemeenschappelijk profiel selecteren voor de verbinding met een netwerk:

  1. Klik vanaf de pagina Algemeen op de pagina Netwerken.

  2. Klik op de knop Geavanceerd.

  3. Selecteer Alleen verbinding maken met dit profiel.

  4. Selecteer een gemeenschappelijk profiel (al dan niet voor een continue verbinding) in de profiellijst. Bij de namen van gemeenschappelijke profielen staat een sterretje (*). Als u deze optie selecteert, wordt profielschakeling uitgeschakeld. Als het profiel wordt verwijderd of hernoemd of wordt gewijzigd van een gemeenschappelijk profiel in een gebruikersprofiel, wordt deze voorziening uitgeschakeld.

  5. Klik op OK om de keuze op te slaan.

  6. Het geselecteerde gemeenschappelijke profiel wordt weergegeven in de profiellijst.

  7. Selecteer het nieuwe profiel onderaan in de profiellijst. Gebruik de pijlen omhoog/omlaag om de prioriteit van het nieuwe profiel aan te geven in de lijst. Raadpleeg Beheerdersrechten en gebruikers met beperkte rechten voor informatie over de gevolgen die gemeenschappelijke profielen met continue verbinding hebben voor de knoppen op de pagina Netwerken.

  8. Klik op de knop Verbinden om de verbinding met het draadloze netwerk tot stand te brengen.

  9. Klik op OK om Intel(R) PROSet te sluiten.

Geavanceerde instellingen beschermen met een wachtwoord

Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen voor de geavanceerde instellingen:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd.
  3. Klik op de knop Wachtwoord.
  4. Typ een wachtwoord in het tekstvak Nieuw wachtwoord.
  5. Typ het nieuwe wachtwoord nogmaals in het tekstvak Wachtwoord bevestigen. Wanneer een wachtwoord wordt opgegeven, worden sterretjes in plaats van de tekens weergegeven.
  6. Klik op OK om het nieuwe wachtwoord op te slaan en het dialoogvenster te sluiten.
  1. Klik op OK om het dialoogvenster Geavanceerde instellingen te sluiten en terug te keren naar de pagina Netwerken.

Ga als volgt te werk om een bestaand wachtwoord voor de geavanceerde instellingen te wijzigen:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd.
  3. Klik op de knop Bewerken.
  4. Typ het bestaande wachtwoord in het tekstvak Oud wachtwoord.
  5. Typ het nieuwe wachtwoord in het tekstvak Nieuw wachtwoord.
  6. Typ het nieuwe wachtwoord nogmaals in het tekstvak Wachtwoord bevestigen.
  7. Klik op OK om het nieuwe wachtwoord op te slaan en het dialoogvenster te sluiten. De knop Wachtwoord kan hierbij niet worden gebruikt.
  8. Klik op OK om het dialoogvenster Geavanceerde instellingen te sluiten en terug te keren naar de pagina Netwerken.

Profielen die gebruik maken van de voorziening Eenmalige aanmelding

Tot de opties van Eenmalige aanmelding behoren Verbinding vóór aanmelding en Continue verbinding (alleen voor gebruik met MD5- en LEAP-profielen). Met deze voorzieningen kunt u snel en automatisch draadloze verbindingen tot stand brengen met gebruikmaking van vooraf geconfigureerde profielinformatie en gebruikersreferenties.


Een nieuw profiel maken

Om een nieuw profiel toe te voegen, gebruikt u de wizard Profiel, die bestaat uit een reeks van dialoogvensters waarmee u de profielinstellingen configureert. In het volgende voorbeeld worden alle dialoogvensters van de wizard Profiel gebruikt, hoewel mogelijk niet alle beschreven instellingen nodig zijn.

Opmerking: Als dit de eerste keer is dat u een profiel maakt, klikt u op het profiel Standaard in de profiellijst, klikt u op de knop Bewerken en wijzigt u de naam van het profiel in het veld Profielnaam op de pagina Algemeen.

Ga als volgt te werk om een nieuw profiel te maken en een verbinding met een netwerk tot stand te brengen:

Algemene instellingen

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Toevoegen. Het dialoogvenster Algemene instellingen verschijnt.
  3. Typ de profielnaam in het veld Profielnaam.
  4. Typ de SSID van het netwerk in het veld Netwerknaam (SSID).
  5. Klik op Infrastructuur of Ad hoc voor de uitvoermodus.
  6. Klik op Dit profiel met wachtwoord beveiligen om een wachtwoord voor het profiel in te stellen. Het wachtwoord wordt ingevoerd in het dialoogvenster Instellingen verbindingswachtwoord (zie stap 16).
  7. Als u gebruik maakt van Cisco CCX, klikt u op de pagina met beveiligingsinstellingen op de optie Cisco Compatible Extensions inschakelen om de Cisco CKIP-codering in te schakelen. Als u de optie "Gemengde cel" voor Cisco's gemengde cellen in de Geavanceerde instellingen heeft ingeschakeld, moet deze optie ook worden ingeschakeld.
  8. Klik op Volgende.

Beveiligingsinstellingen

  1. Selecteer Open, Gedeeld, WPA of WPA-PSK als optie voor netwerkverificatie. Als u Open kiest, wordt er geen verificatiemethode toegepast. Als u Gedeeld kiest, wordt de WEP-sleutel gebruikt als verificatiemethode.
  2. Selecteer Geen, WEP of CKIP (indien Cisco Compatible Extensions inschakelen is ingeschakeld op het tabblad Algemeen) voor de gegevenscodering. 
  3. Als u WEP heeft geselecteerd, heeft u de keuze tussen 64-bits of 128-bits voor het coderingsniveau.
  4. Selecteer de sleutelindex 1, 2, 3 of 4.
  5. Geef de vereiste wachtwoordgroep of hexadecimale sleutel op.
  6. Schakel het selectievakje 802.1x ingeschakeld in om de 802.1x-beveiligingsoptie in te schakelen.
  7. Selecteer het 802.1x-verificatietype dat is ingesteld door de systeembeheerder.
  8. Wanneer u het verificatietype heeft geselecteerd, klikt u op de knop Configureren om het dialoogvenster Instellingen te openen. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor de gebruiker die u op de verificatieserver heeft gemaakt. De gebruikersnaam en het wachtwoord hoeven niet identiek te zijn aan de gebruikersnaam en het wachtwoord waarmee u zich bij Windows aanmeldt. U kunt de waarde bij "Identiteit van server" gebruiken als de standaardinstelling. Bij "Clientcertificaat" geeft u een certificaat op dat is verkregen van de RADIUS-server of een andere certificeringsserver.
Opmerking: Voor informatie over het gebruik van de opties voor de gebruikersreferenties ('Bij verbinding vragen naar referenties', 'Aanmeldingsgegevens voor Windows gebruiken' en 'Gebruikersreferenties opslaan') met MD5-, TTLS-, LEAP- en PEAP-verificatie raadpleegt u de informatie over de opties voor Eenmalige aanmelding in de Geavanceerde instellingen.
  1. Klik op Volgende. Het dialoogvenster Geavanceerde instellingen verschijnt.

Geavanceerde instellingen

  1. Zie Geavanceerde instellingen voor meer informatie.
  2. Klik op Volgende.
  3. Typ een wachtwoord in het veld Wachtwoord. Het selectievakje voor de wachtwoordbeveiliging wordt ingeschakeld op de pagina Algemene instellingen.

  4. Typ het wachtwoord nogmaals in het veld “Nieuw wachtwoord bevestigen”.

  5. Raadpleeg Een profielwachtwoord instellen voor informatie over het toevoegen van een wachtwoord aan een nieuw of bestaand profiel.

Verbinding maken met het netwerk

  1. Klik op Terug om de instellingen te veranderen of te verifiëren of klik op Voltooien als u klaar bent met de profielinstellingen en wilt teruggaan naar de pagina Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd om systeemvoorkeuren voor de netwerkverbinding in te stellen.
  3. Selecteer de nieuwe profielnaam in de profiellijst.
  4. Klik op de knop Verbinden om de verbinding met het draadloze netwerk tot stand te brengen.
  5. Klik op OK om Intel(R) PROSet te sluiten.

Profielen importeren en exporteren

Opmerking: Een profiel dat met een wachtwoord is beveiligd, kan worden geïmporteerd en geëxporteerd, maar om het profiel te bewerken, moet het wachtwoord worden ingevoerd. Zie Een profielwachtwoord instellen voor meer informatie.

Ga als volgt te werk om een profiel te importeren:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd.
  3. Klik op de knop Importeren/exporteren.
  4. Klik op de knop Importeren.
  5. Zoek het profiel dat u wilt importeren op de vaste schijf of typ de profielnaam in het vak Bestandsnaam. De extensie van profielbestanden is .profile.
  6. Klik op Importeren om het profiel te importeren in de profiellijst.
  7. Klik twee keer op OK om terug te gaan naar het tabblad Netwerken.
  8. Klik op OK om het hulpprogramma Intel(R) PROSet te sluiten.

Ga als volgt te werk om een profiel te exporteren:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Geavanceerd.
  3. Klik in de profiellijst op de profielen die u wilt exporteren.
  4. Klik op de knop Bladeren en selecteer de directory waarin de profielen moeten worden opgeslagen. Klik op OK om terug te gaan naar het vorige dialoogvenster.
  5. Klik op de knop Exporteren om te beginnen met het exporteren van de profielen.
  6. Klik twee keer op OK om terug te gaan naar het tabblad Netwerken.
  7. Klik op OK om het hulpprogramma Intel(R) PROSet te sluiten.

Een profielwachtwoord instellen

Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen voor een bestaand profiel:

  1. Selecteer het profiel in de profiellijst op de pagina Netwerken en klik op de knop Bewerken.
  2. Klik op de tab Wachtwoord.
  3. Klik op het selectievakje naast "Dit profiel met wachtwoord beveiligen" om het profielwachtwoord in te schakelen.
  4. Voer een wachtwoord van maximaal 10 tekens in in het veld Wachtwoord.
  5. Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in in het veld Nieuw wachtwoord bevestigen.
  6. Klik op OK om terug te keren naar het tabblad Netwerken.
  7. Klik op OK om het hulpprogramma Intel(R) PROSet af te sluiten.  

Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen voor een nieuw profiel:

  1. Selecteer het profiel in de profiellijst op de pagina Netwerken en klik op de knop Toevoegen.
  2. Klik op de tab Wachtwoord.
  3. Klik op het selectievakje naast "Dit profiel met wachtwoord beveiligen" om het profielwachtwoord in te schakelen.
  4. Voer een wachtwoord van maximaal 10 tekens in in het veld Wachtwoord.
  5. Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in in het veld Nieuw wachtwoord bevestigen.
  6. Een berichtvenster geeft aan dat het instellen van het nieuwe wachtwoord is gelukt. Klik op OK om het berichtvenster te sluiten. Als de instelling van het nieuwe wachtwoord niet wordt bevestigd, klikt u op OK om het berichtvenster te sluiten en herhaalt u stappen 4 en 5.
  7. Klik op OK om terug te keren naar het tabblad Netwerken.
  8. Klik op OK om het hulpprogramma Intel(R) PROSet af te sluiten.  

Automatische profieldistributie

De voorziening Automatisch importeren inschakelen kan door de netwerkbeheerder worden gebruikt om een profiel automatisch te distribueren naar computers die met het netwerk zijn verbonden. De optie Automatisch importeren inschakelen is te vinden op de pagina Geavanceerde instellingen. Als het selectievakje "Automatisch importeren inschakelen" is ingeschakeld, moet het profiel gekopieerd worden naar een specifieke directory op de hostcomputer en kan het van daaruit naar meerdere computers worden gedistribueerd. Wanneer het profiel op afstand wordt ontvangen door een andere computer, wordt het automatisch beschikbaar gemaakt voor gebruik vanuit de profiellijst. Als het profiel beschermd is met een wachtwoord, dient een gebruiker het wachtwoord in te voeren voordat hij het profiel kan gebruiken.

Het automatisch importeren van WLAN-profielen wordt mogelijk gemaakt doordat de map import op de harde schijf regelmatig wordt gecontroleerd op nieuwe profielbestanden. Alleen profielen waarvoor Automatisch importeren inschakelen is geselecteerd in de dialoogvensters van de wizard Profiel, kunnen automatisch geïmporteerd worden. Als er al een profiel met dezelfde naam bestaat in de profiellijst, wordt een dialoogvenster weergegeven waarin het profiel afgewezen of geaccepteerd kan worden. Bij acceptatie wordt dan het bestaande profiel vervangen. Alle geïmporteerde profielen worden onderaan de profiellijst geplaatst en het profielbestand wordt onmiddellijk na het importeren verwijderd, ongeacht of het importeren gelukt is of niet.

Ga als volgt te werk om een profiel in de profiellijst te importeren:

  1. Selecteer het profiel dat u wilt bewerken in de profiellijst op de pagina Netwerken en klik op de knop Bewerken of klik op de knop Toevoegen om een nieuw profiel te maken met de wizard Profiel.
  2. Selecteer de tab Geavanceerd.

  3. Schakel het selectievakje Automatisch importeren inschakelen in.

  4. Klik op OK (bij bewerken van een profiel) of op Voltooien (bij toevoegen van een profiel) om de instelling op te slaan en het dialoogvenster te sluiten.

  5. Exporteer het profiel uit de profiellijst. Zie Profielen importeren en exporteren voor meer informatie.
  6. Kopieer het geëxporteerde profiel van de huidige map naar de map Program Files\Intel\PROSetWireless\PROSet\Import. Het profiel is nu klaar voor distributie naar andere computers.

Bestaande profielen bewerken

Ga als volgt te werk om een bestaand profiel te bewerken:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Selecteer in de profiellijst het profiel dat u wilt bewerken.
  3. Klik op de knop Bewerken. De pagina Algemeen verschijnt.
  4. Klik op de tabs Algemeen, Beveiliging, Geavanceerd en Wachtwoord om de gewenste wijzigingen aan te brengen in de profielinstellingen.
  5. Klik op een van de pagina's op OK om alle instellingen op te slaan en terug te gaan naar het tabblad Netwerken.
  6. Klik op de nieuwe profielnaam in de profiellijst. Gebruik de pijlen omhoog/omlaag om de prioriteit van het nieuwe profiel aan te geven in de lijst.
  7. Klik op Geavanceerd om voorkeuren voor de netwerkverbinding in te stellen.
  8. Klik op de knop Verbinden om de verbinding met het netwerk tot stand te brengen.
  9. Klik op OK om het hulpprogramma Intel(R) PROSet te sluiten.
Opmerking: Als u een gebruiker met beperkte rechten bent, kunt u gemeenschappelijke profielen niet bewerken. U kunt wel de knop Eigenschappen gebruiken om de profielinhoud te bekijken. Gemeenschappelijke profielen kunnen alleen worden bewerkt door gebruikers met beheerdersrechten. Zie Beheerdersrechten en gebruikers met beperkte rechten voor meer informatie.

Profielen verwijderen

Ga als volgt te werk om een profiel te verwijderen:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik in de profiellijst op het profiel dat u wilt verwijderen.
  3. Klik op de knop Verwijderen.
  4. Klik op Ja om het profiel definitief te verwijderen.
Opmerking: U kunt niet alle profielen uit de profiellijst verwijderen. De lijst dient minimaal één profiel te bevatten. Als u een gebruiker met beperkte rechten bent en u een gemeenschappelijk profiel selecteert, is de knop Verwijderen niet beschikbaar. Gemeenschappelijke profielen kunnen alleen worden bewerkt en verwijderd door gebruikers met beheerdersrechten. Zie Beheerdersrechten en gebruikers met beperkte rechten voor meer informatie.

Verbinding met een netwerk maken zonder profiel

Ga als volgt te werk om een verbinding te maken met een beschikbaar netwerk, zonder een profiel te gebruiken:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Scannen.
  3. Selecteer de profielnaam als <geen profiel> wordt weergegeven en klik op de knop Verbinden.
  4. Klik op de optie Nee, verbind me rechtstreeks zonder een profiel te maken. U kunt ook op Ja, nu een profiel voor dit netwerk maken klikken en een nieuw profiel maken dat u later kunt gebruiken.
  5. Klik op OK om de verbinding tot stand te brengen.

Verbinding maken met een netwerk als een lege SSID wordt weergegeven

Als de draadloze adapter een lege netwerknaam (SSID) ontvangt van een verborgen toegangspunt, wordt in de lijst met beschikbare netwerken zowel de lege SSID als <geen profiel> weergegeven. Om een koppeling met een verborgen toegangspunt tot stand te brengen, moet eerst een nieuw profiel worden gemaakt. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, worden de lege SSID en de gekoppelde SSID weergegeven in de lijst van beschikbare netwerken.

Ga als volgt te werk om een verbinding tot stand te brengen met een toegangspunt waarvoor een lege netwerknaam (SSID) is opgenomen in de lijst met beschikbare netwerken:

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Scannen.
  3. Selecteer het netwerk waarvoor een lege SSID en <geen profiel> worden weergegeven in de lijst met beschikbare netwerken.
  4. Klik op de knop Verbinden.
  5. Het eerste dialoogvenster van de wizard Profiel verschijnt. Geef een profielnaam en een netwerknaam (SSID) op en indien nodig ook beveiligingsinstellingen. Klik op Volgende om de profielinstellingen op te slaan en terug te keren naar het tabblad Netwerken.
  6. Klik op Volgende.
  7. Klik op Voltooien.
  8. Selecteer het nieuwe profiel in de profiellijst en klik op Verbinden.

Profielen laden vanaf de taakbalk

Ga als volgt te werk om een profiel te laden vanaf de taakbalk:

  1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van Intel(R) PROSet op de taakbalk.
  2. Selecteer de Intel(R) PRO/Wireless LAN 2100 3B Mini PCI-adapter.
  3. Klik op Profiel selecteren en selecteer het profiel dat gestart moet worden.

Terug naar inhoudsopgave