Vooraf-gedeelde codeersleutels

Definiëren Vooraf-gedeelde codeersleutels

  1. Selecteer het keuzerondje Vooraf-gedeelde sleutel (statische WEP) op het tabblad Beveiliging.
  2. Klik op de knop   Configureren.
  3. Vul de velden in het dialoogvenster Vooraf-gedeelde sleutels definiëren in:

  4. Sleutelinvoer  Hiermee bepaalt u de manier waarop een codeersleutel wordt opgegeven: hexadecimaal (0-9, A-F) of ASCII-tekst (alle beschikbare tekens op het toetsenbord, behalve spaties).
    Codeersleutels Hiermee selecteert u de standaardcodeersleutels die worden gebruikt. Het is alleen toegestaan een gedeelde eerste, tweede, derde en vierde sleutel te selecteren als de corresponderende velden zijn ingevuld.
    WEP-sleutels (1-4) Hiermee kunt u een set gedeelde codeersleutels opgeven voor de beveiliging van de netwerkconfiguratie. Minstens één veld voor een gedeelde sleutel moet zijn ingevuld zodat de beveiliging met een gedeelde sleutel kan worden ingeschakeld.

    Selecteer het keuzerondje om de sleutel als standaardcodeersleutel in te stellen.

    Grootte WEP-sleutel Hier geeft u de grootte van de codeersleutels op. De volgende opties zijn beschikbaar:
    • 64-bits (10 cijfers voor hexadecimaal of 5 ASCII-tekens)
    • 128-bits (26 cijfers voor hexadecimaal of 13 cijfers voor ASCII)
    • 152-bits (32 cijfers voor hexadecimaal of 16 cijfers voor ASCII)
  5. Klik op OK zodat de wijzigingen worden geactiveerd.

Een bestaande statische WEP-sleutel overschrijven

  1. Selecteer het keuzerondje Vooraf-gedeelde sleutel op het tabblad Beveiliging.
  2. Klik op Configureren.
  3. In het venster worden alle bestaande statische WEP-sleutels om veiligheidsredenen weergegeven met sterretjes. Klik in het veld van de bestaande statische WEP-sleutel die u wilt overschrijven.
  4. Verwijder de sterretjes uit het veld.
  5. Geef een nieuwe sleutel op.
  6. Selecteer het keuzerondje Verzendsleutel links naast de sleutel zodat er pakketten kunnen worden verzonden met de sleutel.
  7. Klik op OK.

Uitschakelen Statische WEP